Er was een moeder met haar kleuter in een gang (of hoe heet zoiets) in de supermarkt. De kleuter had een miniboodschappenkarretje en ze liep mij in de weg. Of ik haar. We kwamen er niet helemaal uit. De kleuter zei: ‘Stomme meneer.’ Ik wilde gewoon ‘stomme kleuter’ terugzeggen, maar dat ging niet, vanwege de alerte opvoedmodus van haar moeder.
‘Zeg sorry,’ zei ze tegen haar kleuter. De kleuter weigerde. De moeder keek me beschaamd aan. ‘Zeg sorry tegen de meneer’ drong ze aan. Ik wilde tegen de moeder zeggen dat dit alles niet hoefde. Haar dochter kon mij niet uitstaan en dat was geheel wederzijds. Het was helemaal goed zo. De kleuter haatte mij en ik haatte de kleuter. Klaar.
De moeder dwong de kleuter om ‘sorry’ tegen me te zeggen. De kleuter zei het met grote tegenzin. Ze meende het niet en ze zag dat ik dat zag. Ze werd door haar moeder gedwongen om tegen mij te liegen.
Ik zei ook nog ‘sorry’ terug. Niet omdat ik echt spijt van iets had, maar gewoon omdat het een oneerlijke strijd was. Zij had haar opvoedende moeder bij zich en ik lekker niet.
(Het kan nog steeds: FC Den Bosch in de eredivisie. Maar sommige dingen moeten juist mislukken.)