Treinen vol ademende etende levende reizigers die hun lippen achterlaten op mij. Ik zingt van ik mijn hart doet rikketik mijn hart doet slaap. Er is een man die uit mij opstaat als ik gaap, mijn kaken opentrekt, mijn huig bespeelt. Er ligt een vrouw in mij die oren streelt, de dag verveelt die grijs en blubberig tussen twee vingers hangt. Ballonnetje van lullig geluk.
Schommelen. Stommelen.
Iemand heeft honderden voetstappen gevonden, ze samen gebonden tot een uur.