Er is een meisje waarvan ik de naam niet weet. Afgelopen week fietste ze bij mij door de straat. Wat ze heeft gedaan in de grofweg twintig jaar die ze al leeft, dat weet ik niet. Wat er in haar verdere leven gaat gebeuren, zal ik waarschijnlijk ook nooit weten.
Terwijl ze langs fietst zegt ze tegen degene die naast haar rijdt: ‘My father works in a cheese factory. Yeah, I know. Disgusting.’
Als we straks weer in een ander normaal terechtkomen, dan zal het treinverkeer een vlucht nemen. Ik zie daar niet naar uit. Althans, ik zie niet uit naar het samen reizen. Er zijn weinig dingen die mijn vertrouwen in de mens meer aantasten dan de halve gesprekken die je opvangt van anderen. Iets wat zich vooral manifesteert op het balkon in de trein, net voor het uitstappen.
Dit geldt denk ik ook andersom, ik zal vast ook raar klinken zonder context.
Mensen met wie ik wel eens samen in een trein zit vragen mij vaak waarom ik ineens geen antwoord meer geef of waarom ik het gesprek afkap. Ja, wat zeg je dan, terwijl er tien mensen meeluisteren waarvan je niet wil dat ze je horen?
In de supermarkt hoorde ik: ‘Eerst haalde ik de zestig niet, nu lukt rappen op vijfenzestig.’
Een opgevangen zin heeft mijn leven nog nooit vooruit geholpen.
Gisteren kreeg ik het idee de situatie naar mijn hand te zetten. Omdenken, zou iemand op het balkon in de trein gezegd hebben.
In plaats van mij te generen voor mijn uitspraken in de publieke ruimte, zal ik deze in mijn voordeel gaan gebruiken. Ik ben begonnen aan een lijst met uitspraken. Ik zou de mensen dingen bij kunnen brengen, ze na laten denken of ze gewoon in verwarring brengen.
Als een privégesprek waarin ik mij bevind op enig moment meer toehoorders heeft dan mij lief is, dan zal ik het gesprek abrupt afbreken en een van mijn voorbereidde zinnen zeggen.
Als ik de mensen iets bij wil brengen, kan ik bijvoorbeeld zeggen: ‘Van 2015 tot en met 2018 bestond er een mailorderbedrijf in het Verenigd Koninkrijk dat zijn abonnees tostikits stuurde, maandelijks kregen zij een pakket met alle ingrediënten voor een luxe tosti.’
Om mensen op het verkeerde been te zetten kan ik kiezen voor: ‘Waarom zou dat nou weer een retorische vraag zijn?’
En wanneer het me er echt om te doen is, dan zal ik deze paradoxale parel gebruiken die ik Mark Rutte afgelopen vrijdag hoorde zeggen: ‘Dat ligt niet voor de hand, integendeel.’