‘Zitten en je muil houden,’ zei de vader.
Het kind deed in elk geval de helft van wat hem gezegd werd. Het nam plaats op het andere kratje en vroeg: ‘Wat is een muil, papa?’
‘Klep dicht!’ Vader las de krant, zei hij. Op de iPad. Er kwam geluid uit de krant. De krant maakte hetzelfde geluid als Fox Sports Eredivisie.
Er stond nergens in de buurt een klep open, maar het kind durfde dat niet te zeggen. Hij keek naar de mieren in het gras. Hij vroeg zich niet al te hardop af waarom mensen het gras eigenlijk gras noemen. Er groeide van alles tussen het gras. Vergeet-mij-nietjes, klavers, paardenbloemen, kleefkruid, Italiaanse bladpeterselie – mama zei het tegen iedereen die het horen wilde – kruipende boterbloemen, schimmel op een halve appel, vier flesjes Heineken. Het meeste gras was geen gras.
Vader liet een boer. Het kind hoefde niet te zitten als hij een biertje voor vader zou halen. De krant pauzeerde niet. Mama was nog niet thuis en iemand moest het toch doen. Het kind zei ja. Hij liep naar binnen en pakte de achterste fles. Hij koelde zijn warme handen aan het glas. ‘Openmaken,’ riep vader vanuit de voortuin. Had het kind al gedaan. Hij nam een slok.
‘Dat je dit lekker vindt,’ zei hij tegen zijn vader. Buiten moesten ze zijn. Binnen huilde de baby.
‘Wat is dit voor gezeur waar ik in woon?’ vroeg vader.
Het kind vond dat zijn vader ingewikkelde vragen stelde. ‘Zeventien,’ antwoordde hij maar. Hij was goed in rekenen, helemaal als er geen som was om op te lossen.
Vader verdiepte zich weer in zijn krant.
Het kind ging in het gras zitten. In het echte gras. Op zoek naar een muil om te houden.
Hij pakte een leeg flesje Heineken en blies een riedeltje totdat dat niet meer mocht van vader. ‘Je ziet toch dat ik de krant lees?’
Het kind liet zich achterover vallen. Hij lag op het gras. Een paardenbloem stak in zijn oor. Nu is er nog minder echt gras, dacht het kind. Ik ben gras geworden.
Over welk nieuws gaat dit?