Toen hij zijn ogen opende was alles wazig. Hij ging rechtop zitten in de twijfelaar en wreef in zijn ogen.
Op het witte formica nachtkastje zag hij de contouren van wat een bril moest zijn. Met de bril op zag hij beter. Ik draag dus een bril, dacht hij bij zichzelf.
In de keuken was geen normale koffie te vinden, maar wel een oud koekblik met daarin ronde witte zakjes waar koffie in leek te zitten. Hij zette de waterkoker aan en gooide een zakje koffie in een mok.
De woonkamer was precies in zijn smaak ingericht en de motiverende poster met de tekst ‘Doe zelf lekker normaal’ sprak hem erg aan. Wie zou hier wonen? En de pyjama die hij aan had, was die van hemzelf of had hij deze te leen gekregen?
Hij liep een rondje door het huis. In de gang hingen sleutels op ooghoogte met daarboven, in plakletters FIETS, BERGING, etc.
Hij besloot zijn koffie op het balkon te drinken, dan kon hij daar ook nadenken over de volgende stappen. Hij roerde het zakje nog een keer door de mok terwijl hij iets zocht om aan zijn voeten te doen. In de hal vond hij een paar schoenen in zijn maat. Net op het moment dat hij zich realiseerde dat hij vergeten was hoe je veters moest strikken, viel zijn oog op een briefje met instructies. Wat een toeval.
Er viel een week lentezonnetje op het balkon. Het moest ergens half april zijn. Een windvlaag gaf hem milde rillingen. Toen hij de mouwen van zijn pyjama optrok om het kippenvel weg te wrijven zag hij een tatoeage, ‘Binnenhof’ stond er op zijn linker onderarm. Laat ik daar dan eerst maar een kijkje nemen, dacht hij terwijl hij een slok koffie nam.