Het leek alsof ze helemaal niet op me zaten te wachten? Terwijl ik werk harder dan ik aankan. Ze zuigen maar. Ze zuigen me helemaal leeg. Liefde is werken, nou dat klopt. Maar kan het niet gewoon een keer genoeg zijn. Altijd maar die haast, als een idioot – op zoek naar, ja naar wat eigenlijk? En voor wie? Even zitten, nee hoor, hup weggegrist. Ik moet een momentje voor mezelf. Me-time. Een break. Gewoon lekker egoïstisch zijn, aan mezelf denken en mijn haar wassen. Een tompoes eten. Een tompoes eten terwijl de crèmespoeling in mijn haren trekt. Voor mijn gevoel duurt het allemaal uren. Uren waarin ik maar hersendood beweeg, als een thermostaat. Het werk is nooit af. Zie mij vliegen. Au! Een loodzware last trekt aan mijn schouders, spierpijn. Ik moest weer zo nodig door. Tot de verzuring in mijn enkels toeslaat. En maar beslissingen maken. Keuzes, keuzes, keuzes. De een of de ander, rechtsom of links, dit of dat, zus of zo. Niet nadenken, niet stilstaan, ik krijg amper lucht. Waarom kan ik nooit een keertje klein zijn en leunen op een ander? Dat zeggen ze ook altijd tegen me, denk nou eens aan jezelf! Nee hoor, ik moet me weer uitsloven. De vrouw die vierenzestig uur sliep – ik zou het makkelijk kunnen. Gordijnen dicht, sokken uit, mijn bed in en slapen. Ik heb honger, te moe om te eten en te hongerig om te slapen. Ik geef maar en geef maar. De liefde die ik ervoor terugkrijg, nou ik voelde het amper.
Megan van Kessel