Mijn vrouw besloot een paar jaar geleden opeens dat ze niets meer in huis wilde hebben dat dicht kan. Ik kwam op een middag thuis en toen stond ze op een stoel alle deurtjes van de keukenkastjes te schroeven. Vervolgens gooide ze de lade- en garderobekasten weg en zette er stellingkasten voor in de plaats. We hebben inmiddels geen enkele doos of opbergkist meer in huis, geen potten (tenzij van glas), geen boeken, geen deuren in de posten. Als ze tandpasta koopt, gooit ze bij thuiskomst als eerste de dop weg.
Ik heb hier gedachten over. Ik deel die gedachten niet met haar. Mijn vrouw wil niet worden lastiggevallen met mijn gedachten.
Ik heb ook veel gedachten over Maddie.
Maddie vindt jongens leuk, maar heeft er nog geen durven kussen.
Maddies vriendinnen vragen haar altijd of ze hun nagels wil lakken, want ze heeft zo’n vaste hand.
Maddie moet soms wachten voor de openstaande brug.
We verschillen in veel dingen van mening, mijn vrouw en ik. Mijn vrouw gelooft niet dat dingen een reden hebben. Ik wel. Mijn vrouw gelooft niet dat ze ooit nog zonder nachtmerries zal kunnen slapen. Ik wel. Ik droom, bijna altijd over Maddie, maar ik heb geen nachtmerries meer. Ik vind dat mijn vrouw in te weinig dingen gelooft. Zij gelooft dat ook, maar ze vindt niet dat dat iets is waar je voor kiest. Ergens in geloven. Ik wel. Het is het enige dat ik heb. Geen la om het in op te slaan, laat staan sorteren. Behalve in mijn hoofd. Mijn hoofd is dicht.
In mijn hoofd heeft Maddie een keer een lipgloss uit een winkel gestolen, maar voelde ze zich daarna zo schuldig dat ze hem nooit heeft gebruikt.
Maddie houdt van pianospelen, maar oefent te weinig.
Als Maddie een kamer binnen komt, begint de zon te schijnen.