Die keer bij de Cliffs of Moher, toen hij weggleed en een vriend hem nog net vast kon pakken. Als kind, de wilde zee tussen de Spaanse rotsen. Hij sprong erin zonder zwembandjes. Een man liep langs, deed zijn horloge af en redde hem. Een stap vanaf de halte van tram 16, op de treeplank van een volkswagen kever. Hij reed nog een stukje mee met zijn armen over het bolle dak geslagen. Een stuk gevel ploft voor zijn voeten in Santiago, Chili. Er was een orkaan in Zipolite, windkracht 11 op zee bij IJmuiden, er waren vallen, botsingen, ziektes.
Het had allemaal zo vreselijk mis kunnen gaan. Nu is er een zucht, een lachje, een verhaal. Het meeste is vergeten.
Zo ben je oud geworden: Het ging allemaal nog net goed genoeg. Er is weinig aan te doen; niet veel van te leren. Een mens is een onhandige verzameling fouten en gebreken. Het gaat om plaats en tijd, om millimeters en passanten. Het onheil loert. Een adertje slibt dicht. Het kan allemaal opeens voorbij zijn.
Toch is het fijn dat er stoplichten zijn, en medische checkups en onderhoud aan gebouwen en remleidingen. Ook tref je hier en daar gezond verstand en vooruitziende blikken. Je hebt ongevaarlijke grasheuvels en bomen verpakt in zacht mos. Er wonen konijnen en vogeltjes en het is mooi weer.
Daar komen de mannen met grote laarzen, rode hoofden en borstelige wenkbrauwen. Ze hebben geweren en bijlen en hooivorken. Ze schreeuwen en grauwen en lachen de nare lach. Je hield ze niet tegen en nu zou je ze zo maar in de weg kunnen staan.
Er zijn rampen die je kunt voorkomen. Die er dreigend aankomen maar op tijd worden afgewend of voorbij razen. Bijna-rampen die je je later met moeite herinnert. Weet je nog toen Trump op een haar na verloor.