‘Het woord ‘minder’ zal nu voor altijd besmet zijn…,’ mopperde mijn vader, ‘en het is juist zo’n fijn woord.’
Hij liep naar het raam. ‘Kijk daar, die auto’s, de hele straat vol. Dat mag best minder. Hoe mooi zou het zijn als we weer kinderen konden zien spelen in de straat.’
Hij trok de provisiekast open, die altijd door mijn moeder – hongerwinter meegemaakt – van onder tot boven wordt volgestouwd. ‘Hier, dat mag best minder. We krijgen het nooit op.’
‘Jij hebt de hongerwinter niet meegemaakt!’ riep daarop mijn moeder traditiegetrouw.
Mijn vader stiefelde naar de kast met zijn plakboeken. ‘Moet je zien wat ik door de jaren heen allemaal in heb geplakt. Daar blijven jullie straks allemaal mee zitten. Foto’s van onbekenden, museumkaartjes, suikerzakjes. Och, ik heb nu al medelijden met jullie. Dat had best wat minder gemogen, dat inplakken van mij.’
Hij begaf zich naar de wc. Het duurde lang. Opgelucht kwam hij terug. ‘Ook dat had wel wat minder gemogen. Zie je, het woord minder is een heel belangrijk woord. Wat zou de wereld mooi zijn als het allemaal wat minder was, wat minder luxe, wat minder lawaai, wat minder overdaad…’
‘En Marokkanen papa, wat vindt u daarvan?’
‘Dat mag ook minder… o nee… oeps! Daar heb je mij te pakken, lelijkerd!’ Hij greep naar zijn hoofd en beende naar de keuken om zijn mond te spoelen.
Over welk nieuws gaat dit?