Shirley is dood, zo had ze het in een droom voor zich gezien. Verder niets. Alleen die tekst in zwart als advertentie. Gisteren stond ze in de krant. De achterblijvers vonden die gedroomde zin te heftig. ‘Shirley is niet meer’ staat er nu, eronder de toevoeging ‘we dachten dat ze onsterfelijk was’, met de namen van kinderen, kleinkinderen en aangetrouwden erbij.
Ook mijn naam staat ertussen.
Toen ik tien jaar geleden mijn familie ontvluchtte om met een schone lei opnieuw te kunnen beginnen en onder lastige omstandigheden verliefd werd op een jongere vrouw, werd Shirley ook mijn oma. Eerst vermeed ik een jaar lang kennismaking, had geen trek in oordelen, had me net bevrijd van familie. Een geliefde, dat was alles wat ik verlangde. Maar ik kwam er niet onderuit: er werd door Shirley een stoel bijgeschoven in dat kleine huisje aan het Breukelse water, een extra bord en bestek op een simpele houten tafel, heerlijke salades en hartige taarten waar ze een patent op had – en Vegemite als dissonant. Er werd geen vraag over mijn verleden gesteld, vooral veel gesproken over wat nog komen zou. Het was alsof ik bij dit omaatje met een flinke bos grijze krullen en als altijd in een Levi’s spijkerboek voor het eerst sinds tijden weer kon thuiskomen.
Als jong meisje was Shirley net na de oorlog verliefd geworden op een Nederlander die zijn vaderland was ontvlucht om elders een leven op te bouwen. Hij ontmoette een eenvoudig meisje in een dorpje vlakbij Melbourne. Getrouwd en met drie kinderen verhuisden ze in de jaren zestig terug naar Nederland, maar Shirley heeft haar accent en het verlangen naar weidsheid nooit verloren.
Shirley hield van lezen: naast de bank stond een vergrootglas met lamp, het boek eronder. Als je via het boek terugkeek, had ze ogen als van een Japanse animé, groot en glinsterend, en ondeugend.
Mijn romans gingen ook onder het vergrootglas, enigszins beschaamd was ik, vanwege de aanstootgevende scènes. Toen ik haar een keer vroeg wat ze van mijn romans vond zei ze bepaalde passages steeds opnieuw te lezen.
Ze plaagde, denk ik.
Ontmoetingen met Shirley werden als vanzelf legendarisch, het moet ergens aan het einde van het jaar zijn geweest, dat moment waarop een nieuw Nederlands woord wordt toegevoegd aan De Van Dale. Swaffelen, of oma wist wat dat betekende. Ja, natuurlijk: met je pikkie tegen een wall bangen.
Vorige maand kreeg Shirley last van benauwdheid. Niet lang erna hevige buikpijn. Morgen wordt haar voor het laatst een Levi’s spijkerbroek aangetrokken. Dinsdag zou ze 87 zijn geworden, op die dag presenteer ik mijn nieuwe roman. Het boek draag ik op aan haar. Shirley is dood maar de letters van haar naam zijn springlevend.
André Platteel