Dat Polen hard werken is een wijdverbreide misvatting die mij goed van pas kwam. Ik liep gewoon het eerste restaurant binnen in het eerste dorpje dat ik tegenkwam en kreeg een baantje als afwasser. Niemand stelde vragen. Toen de kok kanker in zijn buik kreeg en niet meer rechtop achter het fornuis kon staan, ben ik op zijn plek gaan staan. Sindsdien braad ik het vlees:
Spiervlees
Orgaanvlees
Vleessap
Sappig sponzig week vlees
Gebraden gesmoord gekweekt vlees
Gevogelte
Feestgebraad
Het sap tussen mijn vingers
De smeltende boter
Zuigend zilt knijp ik het beestvlees tot moesvlees
Sappig sponzig feestvlees
Bloedsap draadjesvlees.
Ik braad het vlees, maar eet niets. Dat is mijn straf.
*****
Ik zie haar steeds duidelijker voor me, terwijl het allemaal zo snel ging dat ik geen glimp van haar heb opgevangen. Het had net zo goed een hert kunnen zijn, of een zwerfhond. Ik zag haar pas in mijn achteruitkijkspiegel. Ik bedenk haar gezicht, stel het samen uit gezichten van de meisjes die ken van vroeger: een stukje van mijn buurmeisje uit Wieliczka, een stukje van Kasia die naast mij in de klas zat. Een stukje van mijn jongste zusje, toen ze nog niet kon lopen. Zo lig ik ’s nachts wakker, puzzelend met gezichten en tollend in mijn schuld.
En overdag: braden. Steeds grotere stukken vlees, steeds het vuur hoger, steeds grotere klompen boter. Niets eten.
Bloedsap botersap
Kookvocht braadvocht restvocht
Aangebrand meisjesvocht
rul en ruig en rook en stoom
Ik ben baas van de braadslee
Spreek een toverspreuk uit voor worst en nat
Spiervlees en vleessap
Het meisjesvlees op het asfalt.
In spin het vlees gaat in
Uit spuit het sap druipt uit.
*****
Ik kon het lang negeren, maar vandaag moest ik er aan geloven. Mijn maag perste zich tot een bloederige vleesbal samen. Het gal van mijn boetedoening kwam omhoog. Toen steeg het langzaam op, via mijn mond, naar buiten, de bomen in. Ik klom een boom in om het te pakken maar de vlokken waaiden weg, de rivier in. Dezelfde rivier waar ik weken geleden mijn auto in had geduwd en had staan blijven kijken tot de laatste belletjes weg gingen. Ik bond vleugels om in mijn hoofd om het te kunnen vangen, maar het boetegal was teveel verspreid. Hoe ver ik ook reikte, er was niets van terug te vinden.