1.
De opiaten
Het begon zeventig jaar geleden. De angstmedicatie werd mamma’s kleine hulpje genoemd. Omdat ze voornamelijk aan depressieve huisvrouwen werd voorgeschreven.
(De man, die de vrouw in eerste instantie op handen had gedragen, die enthousiast was geweest over al haar plannen en haar vindingrijkheid, liet haar steeds vaker alleen. Er kwamen kinderen. En ook zijn baas ging steeds meer van hem vragen. Het huis werd groter, de auto werd groter en zij, een gevangene in hun eigen buitenwijk.)
De huisarts in Ohio schudt haar hoofd. Niemand wist dat het spul zo vreselijk verslavend was, zegt ze, en ze zijn er nog die vrouwen maar het is niet de grootste groep. Mannen, vrouwen, studenten, ouderen. Het kan iedereen overkomen. Ze heeft patiënten van 80 of 90 jaar, die als ze vraagt hoe het gaat antwoorden: prima, dokter.
Dan kijkt ze op hun kaart en dan ziet ze dat ze wel honderd dingen mankeren. Dat ze zeven pillen per dag slikken. Daarna komt er een jongere patiënt binnen, die slikt misschien maar één pilletje, maar die heeft het helemaal niet prima.
De oude man zegt: ik heb het allemaal doorstaan het gaat nog best. De jonge man zegt: door alles wat ik heb doorstaan kan ik nu niet meer verder. Moeten die mensen dan niet naar een psychiater, vraagt de journalist? De huisarts lacht. Dat is één van de problemen in deze streek. Die hebben we hier niet.
Er sterven steeds meer mensen, aan een overdosis opiaten. Die bezochten niet eens een huisarts. De grote druk zit misschien op de steden, maar je ziet ook donkere wolken langs alle snelwegen. Het lijkt wel of ze met campers over de weg heen en weer rijden, zegt de huisarts, als een mobile apotheek.
Ze woont in een dorp met 400 inwoners. Haar kinderen, 11, 15, 17 en 18, weten haar te vertellen waar je in het dorp heroïne kan kopen.
2.
Het gevechtsvliegtuig
Het Nederlandse materieel was moe. Het was onveilig en achterhaald en ontzettend aan vervanging toe. De partners waren talrijk en de ontwikkeling van het nieuwe spul gebeurde elders. We hadden geen keus, we waren ingestapt en moesten mee. Toen begon het eigenlijk pas. Het politieke spel. Het geld kon niet meer aan iets anders worden uitgegeven. Gezondheidszorg, onderwijs, kunst. Maar nee, zei de minister. Wat dacht u van uw veiligheid?
3.
Kinderen zoals jij
Ze is veertien en haar vriend eenentwintig. Op tv hoort hij dat de ambtenaren controle willen houden. Dat ze de zorg opdelen. In percelen en kavels. Daar zoeken ze aanbieders bij. Van licht naar zwaar. Netjes dichtgetimmerd met definities en zorgbeschrijvingen.
Dat er over vijfentwintig gezinnen al twee jaar wordt vergaderd in Rotterdam. Dat er geen plek is waar je stabiel en permanent kan wonen. Waar je rust kan krijgen. Ze gaan over waarom zorgpercelen niet goed aansluiten, zegt de bestuurder. Niet over de gezinnen. Daar schaam ik mij voor.
Ze is blut. Haar adem zit hoog in haar borstkas. Haar hoofd raast. Altijd verkeerd. Nooit genoeg. Ze voelt dat ze iets moet doen om niet in deze draaikolk te verdwijnen.
Je moet me vasthouden. Hij kan haar bijna niet verstaan. Je moet zeggen dat ik er mag zijn. Hardop. Ik probeer het zelf maar het heeft geen zin. Je mag er zijn, zegt hij. Nog een keer, beveelt ze. Je mag er zijn. Je mag er zijn. Je mag er zijn. / Het helpt. / Helpt het? / Ja. Het helpt om het van jou te horen.