Ik ben tien en mijn moeder heeft onze auto verkocht. Ze neemt me mee naar de parkeerplaats om afscheid te nemen en ik huil harder dan ik ooit deed, omdat ik hier ontdek wat een gebroken hart is. Ik hou van deze auto en het is een unieke auto, de enige die ik ooit zag waarin het stuur aan de rechterkant zit. Ze heeft deze auto omdat ze – voordat ik kwam – een vriendin had die doof was aan een oor, zodat ze geen gesprek konden voeren wanneer mijn moeder links zat en haar vriendin rechts. Omdat Lieve weigerde te rijden en mama weigerde te zwijgen kochten ze deze auto – een compromis.
Het was handig geweest als Lieve de auto had meegenomen toen ze vertrok, maar omdat ze weigerde te rijden weigerde ze ook een auto te bezitten, wat iedereen had kunnen verwachten en dus ook verwacht had. Wat ze wel meenam: één van de katten, één van de honden, alle pannen, alle planten en de stereo-installatie. Dat laatste had niemand zien aankomen: naast dat ze weigerde te rijden weigerde ze ook te dansen, maar omdat de ene kat de andere miste compenseerde hij met zijn gehuil het gebrek aan muziek totdat de nieuwe installatie het huis in werd gedragen.
Er zijn een paar zaken waarbij een rechts-sturende auto echt onhandig is.
1 Wanneer je op een drukke tweebaansweg een tractor wilt inhalen;
2 voor de slagboom van een parkeerterrein;
3 wanneer je friet wilt eten zonder uitstappen. Je moet dan spookrijden, minstens één heel lange arm hebben of minstens één bijrijder die aan de kant van het loket van de McDrive zit. Nu ik zodanig een eigen leven heb dat ik niet altijd meer op de linkerstoel zit moet mijn moeder telkens uitstappen, en dat is iets dat haar werkelijk veel te ver gaat.