Lieve Em,
Ik dacht vandaag aan jou want de afvoerleiding van de vaatwasser lekte. Bij het koffiezetten had ik ineens natte sokken. Waarom vertel ik je dat, vraag je je af. Ik hoorde via W en Th dat je mijn mails “niet op prijs stelt”. Dat leek me een diplomatieke vertaling die ze ’s avonds aan de keukentafel met een glas wijn (en met serieuze gezichten waarachter zich vreugde over hun eigen harmonische relatie schuilhield) hadden besproken.
Wat ik eigenlijk wilde zeggen: ik dacht vandaag aan de vorige keer dat de loodgieter kwam. Weet je nog? De pluizige zwarte schimmel aan de muur achter het schoenenrek. ‘Moet je voelen,’ riep je, ‘de vacht van een koude natte babytennisbal.’ Je drukte je neus tegen de muur en ademde diep in. ‘Mmm, wild oerwoud en beton.’ Je ogen fonkelden, je riep dat je sculptuur een moslaag nodig had, sprong op en verdween naar het balkon waar je al maanden aan je afstudeersculptuur werkte. Ik bleef in de muffe gang achter en belde de eerste loodgieter op Google.
Jacks tuinbroek zat strak rond zijn buik en hij rook naar het zwarte water dat bij het ontluchten uit de radiator komt. Hij vroeg naar de leidingen achter de schimmelende muur, waarop ik ‘géén idee’ zei en hij ‘meneer?’ in richting van de balkondeur begon te roepen. Bij de derde ‘meneer?’ besefte ik dat hij alleen je achterkant zag. Bij de vierde ‘meneer?’ stormde jij binnen, veegde een lok van je bezweten voorhoofd en brulde dat je met deze herrie niet kon werken. Hij keek tussen ons heen en weer, mompelde ‘o… sorry.’ Jij wierp hem een vernietigende blik toe die mij trots maakte en stampte weer weg. Weet je nog hoe we daarna bij elke kapotte gloeilamp en lekke fietsband heel hard ‘meneer?’ riepen?
Wat ik eigenlijk wilde zeggen: Jack was er dus vanmiddag. Hij herkent me niet, dacht ik, maar toen hij wegging trok hij een ingedeukte warme Mars uit zijn tuinbroekzak. ‘Voor jou. Wel met die krullenbol delen, hé.’
Dus: er ligt hier een halve Mars voor je.
Liefs,
Bo