De premier van Brexitland zit aan tafel met de minister van malle loopjes.
Weet je nog, vraagt de premier van Brexitland, hoe we pakweg drie jaar geleden liepen?
Ach ja, mijmert de minister van malle loopjes, ik weet het nog goed: de rug recht, borst vooruit, het hoofd omhoog.
Die tijden liggen ver achter ons, zegt de premier van Brexitland.
Zeg dat wel. Hoeveel malle loopjes hebben we inmiddels niet gehad?
De premier van Brexitland denkt even na en zucht. Teveel om op te noemen, waarde minister, teveel om op te noemen. De kromme kraai, de dronken neushoorn, de gebroken stelt, de schuivelaar, de epilepticus, en zo kan ik nog even doorgaan.
Vergeet het Abba-dansje niet, grijnst de minister van malle loopjes.
Alles goed en wel, minister van malle loopjes, ik heb u niet laten komen om over het verleden te mijmeren. Ik wil met u over de toekomst praten. En ik zeg u: ik wil meer malle loopjes!
De minister van malle loopjes valt bijna van zijn stoel. Maar premier van Brexitland, stamelt hij, de malle loopjes zijn op!
Onmogelijk, briest de premier van Brexitland, ik eis meer malle loopjes, anders gaat uw hoofd eraf!
Dit pikt de minister van malle loopjes niet. Met gebalde vuisten vliegt hij overeind en valt de premier van Brexitland aan. In een stofwolk van vuistslagen rollen ze door de deuropening, de gang over, de trap af, de straat op. Liggend op de stoep voelt de premier van Brexitland dat ze beide benen heeft gebroken. De minister van malle loopjes maakt van de verwarring gebruik en rent er snel vandoor. Zonder aarzeling gaat de premier van Brexitland op haar handen staan en zet de achtervolging in. Haar rok zakt omlaag en onthult een roodblauwe onderbroek met witte strepen. Op de straten en pleinen van Londen klinkt gejuich dat ook gejoel zou kunnen zijn.