Ze lapt de ramen. Ze brengt het glas naar de glasbak. De lucht is blauw. De tram rijdt. Op het balkon zit een nestje vogels.
Ze ziet dit als het begin van de film. Muziek wordt ingezet. Iets piano-achtigs. Ze regisseert een blaadje dat van de bloem valt. Ze gooit bloemen altijd te laat weg. Prachtig beeld, het zweven en vallen, en vervolgens de weerspiegeling in het glazen tafelblad.
Nu het ruisen van de vaatwasser. Doet denken aan een eerdere scène met de zee. De kijker zal voelen dat dat nu voorbij is, zonder dat het ergens wordt gezegd. De vaatwasser dus, en dan suiker die uiteen valt in zwarte thee.
Niet de stem van de man die videobelt. De woorden professionalisering van de dienstverlening ontgaan haar volledig. De boor van de buren verdwijnt ook. Maar zij. Zij kijkt uit over het centrum van de stad. Ze heeft straks geen werk meer, maar ze is nog altijd een film.