Kan ik – kan ik gewoon beginnen?
Ik heb dit nooit eerder gedaan, ziet u. Kan ik gewoon beginnen met praten?
Het voelt een beetje gek om zo vanuit het niets – het voelt een beetje alsof ik voor mijn beurt praat, ziet u, het voelt een beetje –
Oké.
Even zien.
Ik weet eigenlijk niet eens zeker of het wel – of het wel nodig is dat ik hier ben.
Ziet u, ik weet niet zeker of ik iets fout heb gedaan. Ik zou persoonlijk niet zeggen dat ik iets fout heb gedaan, denk ik, ik denk niet dat ik persoonlijk zou zeggen dat ik iets fout heb gedaan. Maar ik wilde het zekere voor het onzekere nemen. Het zit namelijk zo. Ik heb –
Sorry, nog heel even. Dit blijft tussen ons, toch?
Wat ik u nu ook vertel, dat blijft toch tussen ons? Dat verlaat niet deze – zelfs al zou het erg zijn, wat ik u vertelde. In theorie. Zelfs al zou het iets zijn van het soort dat je normaal gesproken direct naar de – zelfs al zou het dat zijn. Wat het niet is. Wat het volgens mij niet is. Maar zelfs al zou het dat zijn.
Oké.
Ik heb gekeken.
Ik heb gekeken hoe ze ’s zomers over straat renden in korte broeken. Ik heb gekeken hoe ze hun bruine armen om elkaars schouders sloegen. Hoe ze fruit aten, onhandig, veel te snel en met veel te grote happen. Hoe het fruitsap van hun kinnen droop.
Maar dat was het.
Dat was alles.
Of ja.
Alles.
Ik zou liegen als ik zei dat ik nooit –
Ik heb ze weleens op schoot gehad.
Alleen als zij dat wilden. Zij kwamen naar mij toe, ziet u, nooit andersom. Ik heb ze nooit – ik heb ze nooit naar me toegetrokken. Maar als ze op mijn schoot kropen duwde ik ze niet weg. Nee, dat deed ik niet. Ik liet ze begaan. Ik keek naar hun ruggetjes. Naar de plek waar hun huid van hun schouderbladen af rolde en zich in de zachte luwte daartussen neervlijde. Maar dat was het. Soms snoof ik hun geur op. Maar dat was het. Ze roken naar de zee, of naar de zonnebrand die hun ouders in grote hoeveelheden op hun huid hadden gesmeerd, of ze roken naar een geur die ik niet anders kan omschrijven dan jong. De totale afwezigheid van rot. Maar dat was het. Als ze te ver voorover leunden en bijna van mijn schoot vielen dan pakte ik ze bij hun middel vast. Maar dat was het.
Ziet u – ik had het niet door, Vader. Ik had het niet door. Ik weet heus wel wat begeren is. Ik had alleen niet door, dat dat was wat ik aan het doen was.