Ze was moe en had tijd voor zichzelf nodig. In bed blijven, masturberen, gefrituurd voedsel. Voor het voedsel moest ze de deur uit. Ze trok een shirt aan dat te kort was en geen bh. Ondanks de hoogte van haar broek zag je een stuk van haar buik.
Haar schouders en haar borsten duwden hoekig tegen de stof en ze vond geen manier om het tasje met haar geld zo te dragen dat er geen aandacht naar uitging, daarom hield ze het, als was het een soort modestatement, in haar hand.
Bij haar buurman duwde ze een schriftje door de brievenbus. Ze deed het voorzichtig zodat het geen lawaai zou maken. Daarna liep ze langs zijn raam en zag dat hij niet in zijn woonkamer zat.
Hij had haar auto geleend. Toen ze er een paar dagen later zelf instapte vond ze op de achterbank het schriftje. In een grof handschrift stond een route geschreven. Namen van snelwegen, links, rechts, links en straten. Hoe verder naar beneden, hoe dichter tegen de kantlijn. Het laatste woord was: daaro.
Er waren veel lege pagina’s. Op enkele anderen notities – een aantal regels over zijn werk, een reeks opeenvolgende afspraken. Ze voelde zich betrapt, omdat ze er doorheen gebladerd had en tegelijkertijd vrolijk, omdat ze hem erin herkende. De manier waarop hij dacht. Waarop de informatie ongeordend leek maar het niet was.
Bij de buurtwinkel op de hoek kocht ze wc papier. Vierentwintig rollen. Zacht, stond er op de verpakking, in witte letters. En grijze kittens met lichtblauwe ogen. Vlak bij haar stond een slanke meneer die ook boodschappen deed. In zijn handen twee items. Ze zag niet wat.
In de snackbar at een man een broodje bal. Er was niemand achter de counter. Ze wachtte, bekeek een flyer waarop stond dat ze over vier dagen dicht zouden gaan vanwege de zomervakantie. Daarna kwam er iemand uit de keuken, met een zacht wit bolletje met twee gekookte eieren die in plakjes waren gesneden. Hij pakte een pollepel en goot er pindasaus overheen.
Die dag was het boerkaverbod ingegaan. Zoals ze zich nu voelde, zou ze er best wat voor geven, zo’n onzichtbaarheidsmantel. Een grote landelijke krant schreef over de kwetsbaarheid van de wet. Buschauffeurs en verplegers werden niet verplicht om boerkadragers aan te geven, burgemeesters gaven er geen prioriteit aan. Actie ondernemen mocht, maar hoefde niet.
Burgers kregen het recht om overtreders zelf aan te houden. De enige eis: de overtreder moest op heterdaad betrapt zijn. Ze schreven ook dat iemand tegenhouden mocht, als diegene wegliep bijvoorbeeld door diegene tegen de grond te houden.
Yes! Allemaal op jacht! Was te lezen op social media.
Ze dacht aan het interviewprogramma van die zondag, waarin een misdaadverslaggever te gast was. De verslaggever had zijn twijfel uitgesproken over het podium dat aan topcriminelen werd gegeven door sommige collega’s. Aan de hand van een televisiefragment uit 1985 liet hij zien hoe dreigend een bepaalde crimineel was.
De twee boeven waren nog jong en een van de twee bleef maar herhalen dat mensen zich aan de wet moesten houden. Ja, had zij gedacht, als het jou uitkomt. En: ik een beetje meer dan jij.