Het leven ging zo veel mogelijk door. De mensen probeerden zo veel mogelijk de normaliteit vast te houden. Het luchtalarm, dat wende.
Omdat we al twee jaar lang beelden zagen van bommen die op het land waren gevallen, hadden we het idee dat het permanent in brand stond. Dat iedereen de hele dag rende, schuilde, omdat er een raket naar beneden kon vallen.
Dat was niet zo.
Dat was in de Tweede Wereldoorlog ook niet zo.
De winkels waren gewoon open.
Als hij het zijn vader vroeg zei die: Ja, die hongerwinter was erg, maar eigenlijk hebben we er de eerste vier jaar niet zo gek veel van gemerkt.
Dat was iets moeilijks, om te beseffen, na tachtig jaar vrede. Dat oorlog iets enorm ingewikkelds was. Dat het samen kon gaan.
Het ene moment zag hij een stad – het was zomer, er was een biertuin, vol met mensen. Iedereen genoot. Het andere moment kon het alarm af gaan.
Ze wisten dat er raketten waren afgevuurd. Ze wisten nog niet waar ze zouden vallen. Misschien vielen ze niet op hun hoofd. Die kans was niet eens groot.
Maar misschien wel.
Het was de voortdurende dreiging.
En die ging elke dag door.
Het haalde het nieuws niet meer, want dat wat elke dag gebeurde was geen nieuws.
Het was idioot. Niemand kon permanent in die adrenalinemodus zitten.
Hij had het aan iemand gevraagd. Die zei: Ja, de eerste drie maanden ging ik telkens de schuilkelder in, was ik op mijn hoede. Maar op een gegeven moment moest ik toch weer een normaal leven gaan leiden.
Dus er gebeurden twee dingen tegelijk. Er was oorlog.
En er waren heel vaak vredige situaties.
Dat was voor thuisblijvers moeilijk te begrijpen. Dat snapte je alleen als je er was geweest.
Het richtte ook psychische schade aan. Mensen functioneerden niet meer helemaal. Ze gedroegen zich een beetje raar, irrationeel, vielen overdag in slaap, stuurden ‘s nachts whatsapp berichten. Het deed wat met je, twee jaar lang, die existentiële angst.
En het maakte euforisch.
Als alles elk moment voorbij kon zijn, hadden mensen meer seks, gingen meer drinken, meer feesten, gaven makkelijker geld uit.
Het maakte het leven intens.
Het waren die woorden die we elke keer lazen, over elke oorlog, in memoires.
Het was een hele mooie en een hele nare tijd.