1
De geur van de bus went niet. Net zoals het niet went dat zijn huis alleen naar hem ruikt. De man trekt zijn neus op, kijkt uit het raam, ziet rijen bomen voorbij trekken. Een litteken trekt een vlezige lijn door zijn rechterwenkbrauw. Hij is niet oud, maar ook niet heel jong meer.
2
In Poppel, vlak over de grens, stapt de man uit. Een kleine vijf minuten lopen en daar staat de winkel. Grote reclameposters in de etalages, stickers met prijzen. Alles wat in Nederland verboden is, kun je hier kopen. Een kwartier later loopt de man met een rugzak vol vuurwerk naar buiten. Hij mist de bus, moet een uur wachten. Poppel is te klein voor een uur. Loerende ogen achter de ramen. De man weet dat gevangenissen niet alleen van steen en ijzer worden gemaakt.
3
Zijn moeder snapt het niet. Waarom geen siervuurwerk? Dat is toch veel mooier. Zijn moeder snapt wel meer niet. Op oudjaarsavond moet het knallen. Oorverdovend hard. Het liefst met rookwolken die het zicht vertroebelen. Zodat het lijkt alsof de oude wereld wordt opgeblazen, en er na de rook een nieuwe wereld verschijnt, die qua uiterlijk precies op de oude lijkt, maar toch heel anders is.
4
De man zet het vuurwerk in de schuur. Over vier dagen is het oudjaarsavond. Tot die tijd zit de man thuis en wacht. Overdag staat de radio aan, ’s avonds de televisie. Hij rookt sigaretten en snuift met zijn neus. Hij denkt aan de tijd dat hij nog auto mocht rijden.