Meneer Liu Yiqian schept rijstnoodles in de wok. Kippenbouillon en knoflook en dan bakken op hoog vuur. Vanavond heeft hij zijn bediendes naar huis gestuurd zodat ze in alle rust hun nieuwste aankoop kunnen vieren. Hij heeft Shu San gezegd het washok te verlaten, Ling heeft de bedden opgemaakt, Jiang zal in de tuin blijven vannacht, en Chong en Fen-Fang zijn eindelijk de keuken uit. Iedereen is weg, het huis is stil.
Chong had flink wat stennis geschopt, zoals altijd als hij onverwacht een avond vrij kreeg. De kok had meneer Liu gedwongen onvriendelijk te zijn. Meneer Liu had net zo lang naar hem geschreeuwd tot de armetierige man jankte om genade, zijn bami’s waren doorgaans niet te vreten en zijn kokstenue stonk naar frituurvet. Chong had zich achter een koekenpan verstopt, de vuile armoedzaaier. Een avond vrij, wie was er nu niet tevreden met een avond vrij?
Meneer Liu hakt kool en bosui fijn. Dan hoort hij de voordeur, stiletto’s op het marmer. Mei Weng, zijn vrouw, zijn licht.
“Ik ben hier,” zegt meneer Liu, “de noodles zijn bijna gaar.”
Zijn vrouw loopt de hal door, niet snel, eerder langzaam. Haar hakken klakken. Ze doet haar mantel uit en hangt hem aan de kapstok. Ze rekt het moment voorafgaand aan hun samenzijn.
“Ben je ongeduldig, lieverd?” Meneer Liu roert de kool door de noodles. “Ga maar vlug kijken dan.”
Zijn vrouw loopt de salon in, hij hoort het piepen van de deur, het even wegsterven van haar voetstappen, het oorverdovend terugkomen ervan. Rondje lopen, naar buiten kijken, ze verheugt zich en kan niet langer uitstellen. Ze komt dichterbij. Haar adem jachtig door haar keel.
“Zie je haar liggen, lieveling?”
Zijn vrouw staat nu bij de sofa. Ze wil het aanraken. Zich uitkleden.
De bosui kan erbij. Een scheutje soja. “Zie je de lijnen? De kleur van dat blauwe kussen op het rode laken? Haar huid zoveel lichter in het echt dan in de catalogus, vind je niet? Ik heb de lijst in het veilinghuis gelaten, dat ontsierde de boel behoorlijk. Kijk naar haar borsten, Mei Weng.”
Zijn vrouw kijkt. Ritst haar jurkje open.
Meneer Liu roert langzaam in zijn pan. “Zie je de welving van haar buik? Ze strekt zich uit. Ze geeft zich over, haar ogen zijn gesloten, zie je dat? Ruik je de verf? Modigliani op zijn best.”
Zijn vrouw zucht. Nu is ze naakt.
“Zal ik naar je toekomen, Mei Weng, wil je dat? Zal ik komen?” De kippenboullion is verdampt, de noodles drooggekookt. Meneer Liu draait het gas uit en veegt zijn handen aan af aan zijn schort. Geen haast. Ze hebben de hele nacht.