Als jongen wist hij al precies hoe zijn leven zou lopen.
In de toekomst zou hij het beeld zo af en toe eens bijstellen al naar gelang zijn behoefte, maar in principe was hij eruit.
Zo had hij het bedacht: hij zou een huis krijgen met plavuizen, niet van die rommelige tapijttegels als zijn ouders. Die krengen waren niet schoon te houden en dat wilde hij zijn toekomstige vrouw niet aandoen. Ze had trouwens prachtige krullen, die vrouw.
De buren zouden goede vrienden van ze zijn.
Oud en Nieuw zouden ze altijd samen vieren en hij bakte de oliebollen.
De buurman zorgde voor de drank en hun kinderen zaten op hetzelfde buurtschooltje.
De twee oudsten zelfs bij elkaar in de klas. De stoep voor het huis zou bezaaid zijn met hinkelbanen en tekeningen van regenbogen en kopvoeters.
In de eerste week van januari zouden ze altijd een fijne vakantiebestemming uitzoeken waar ze goed met de caravan terecht konden en met genoeg vertier voor de kinderen.
Veel plezier zou hij hebben in zijn werk.
Niet zoals zijn vader elke dag vloekend zijn bed uitkomen, om weer naar die vermaledijde zaak te gaan en zich het schompes te werken, om drie maanden na zijn pensioen dood neer te vallen.
De vrouw zou hem iedere morgen uitzwaaien en altijd een verrassing in zijn lunchtrommeltje doen. Een lekkere frisse appel, een Snicker, één keer zelfs een foto van zichzelf waarop ze hem kushandjes toewierp.
Zo zou het gaan.
Zo denken de mensen nog steeds dat het gaat.
Zo wil hij het ook.
De vrouw is ’s ochtends met geen stok haar bed uit te krijgen als hij haar er niet zelf uit sleurt. Kinderen heeft ze hem nooit geschonken, daar is haar lijf niet toe uitgerust.
Erg sociaal is ze ook niet aangelegd. Oud en Nieuw vieren ze altijd met zijn tweetjes.
Op de foto in zijn portemonnee kijkt ze lijzig in de camera.
Geen sprankelende ogen.
Geen kushandjes.
Als hij ’s avonds thuiskomt zit ze met haar hoofd voorovergebogen aan de keukentafel. Geen boe of bah kan er vanaf. Geen ‘hoe was het op de zaak vandaag.’
Zijn eten warmt hij zelf op in de magnetron. Na de maaltijd kijken ze televisie op de bank. Hij mag kiezen wat ze kijken. Haar kan het niets schelen.
Om half elf gaat hij naar bed. Zij blijft op de bank zitten, tenzij hij haar de trap opsleurt. Daar heeft hij lang niet altijd zin meer in.
De plavuizen dweilen doet ze ook niet. Dat doet hij op zijn vrije zaterdag. Dat is ook de dag waarop haar vagina in de vaatwasmachine gaat.