Ha die lieve Lotta,
Ik denk vaak aan je.
Ik heb je nog nooit geschreven.
Ik vind het spannend je te schrijven.
Niet om jou, jij bent Lotta!
Maar om mij.
Altijd als ik meidoorn zie bloeien denk ik aan jou.
Altijd als ik salami eet, denk ik aan jou.
Dat zeg ik verkeerd.
Ik koop weleens salami omdat ik aan je denken wil.
Omdat ik dicht bij je wil zijn.
Omdat jij altijd al begreep dat worst veel beter op het raam blijft plakken dan gehaktballetjes.
Een wereld met met jou erin vind ik een van de leukste, de vrolijkste.
En misschien past die me ook het best.
Een wereld waarin je af en toe een stropdag hebt, maar geen stropmaanden, jaren.
Een wereld waarin je onder je bed ligt omdat je een zeerover bent, niet omdat je er niet onder vandaan durft te komen.
Een wereld met varkensberen, kaneelbroodjes en panharing in een waterton.
Een wereld met zelfstandig naamwoorden waar ik van houd.
Misschien ben ik liever een panharing.
Voor altijd een zelfstandig naamwoord waar ik van houd.
Knoopjes leggen in een rood katoenen draadje
Frambozen fijn knijpen in een zakdoek (dan heb je kaas).
‘Meneer, u heeft een wrat op uw kin.’
En een huisje maken in de schuur.
Een stoel, een tafel, een boek en een Lotta.
En blommetjes op het kistje naast het bed.
Soms vraag ik me af hoe ik hier terecht gekomen ben, en hoe leuk ik dat eigenlijk vind.
Ik mis het kinderlijk genoegen om me heen.
Maar gelukkig is er salami.
En die ga ik nu eens even ergens op een raam plakken.
Lieve Lotta, een klapzoen op je beide wangen,
Anne
Rondom de Boekenweek heeft Shortreads een aangepast programma: drie weken lang verschijnt er elke werkdag een brief aan een romanpersonage.