Zijn vader droeg nog het oude uniform, wijd en toch strak. Blauwe broek, donkerblauwe jas – Peter noemde het altijd zwart, maar daar wilde pa niets van weten, dan trok hij de wapenstok, drukte deze tegen de stof en zei: ‘Dit, Petertje, dít is zwart’. Wat jij wil, dacht Petertje dan, wil ik ook.
Peter gaapt. Zijn dienst zit er eigenlijk op. Toch blijft hij de zwarte in de witte Mitsubishi Outlander nog een poos schaduwen. Zijn vrouw wil Gênante tanden kijken en vindt het zo ontzettend ongezellig als hij wel aanwezig is, maar toch ook weer niet, met die krant en zo, snap je wat ik bedoel Peter?
Ja hoor, Petertje snapt het allemaal. Hij pulkt een pluisje van zijn mouw. Zijn vader verafschuwt het nieuwe uniform. Ja, als hij niet met pensioen was geweest, dan had hij per direct ontslag genomen. ‘Je lijkt wel een voetballer,’ zei hij tegen zijn poserende zoon, die vervolgens zijn schouders liet zakken en een beetje ineenkromp waardoor de baan neongeel de vorm van Peters mond aannam.
‘Ik val wel lekker op zo,’ probeerde hij nog.
‘Dat doe je inderdaad met die stomme kinderkleurtjes.’
Peter hoopt dat de Mitsubishi eens flink door rood rijdt. Daar zijn echter stoplichten voor nodig. Hij vervloekt de gemeente die alle kruispunten heeft vervangen door rotondes.
Schel klinkt de titelmuziek van The Wire, seizoen twee, natuurlijk. ‘Schat?’ zegt Peter. Aan handsfree bellen doet hij niet, hij is een politieagent.
‘Waar ben je? Het begint bijna,’ zegt vrouwlief.
‘Ik weet het.’
‘Liefje?’
‘Sorry, ik achtervolg een vermoedelijke drugsdealer. Het zal wel laat worden.’
Peter hangt op, telt twee keer tot honderdtwintig en zet dan zijn lichtbord aan. De lampjes zoemen. ‘Stop, politie,’ fluistert hij. De bestuurder van de Mitsubishi luistert en stuurt de auto gedwee naar de pechstrook. Van pech is daarentegen geen sprake.
Peter stapt uit. Het neongeel op zijn borst en rug licht prachtig op. Zijn vader heeft ongelijk. Dit uniform is mooi, dit uniform is belangrijk. De ene kleur valt nu eenmaal meer op dan de andere kleur. En Peter valt graag op.
Peter wel.