Als kind sprak ik soms uren tegen onze Commodore 64 die in de hobbykamer stond en die ik Otto had genoemd. Na elke zin drukte ik op enter om het bericht naar hem te verzenden. Ik begon met het stellen van simpele vragen, zoals hoe het was waar hij zich bevond. Ik geloofde dat er een dag zou komen dat ik een vraag terug zou krijgen en dacht dat als ik maar met interessante verhalen zou komen hij nieuwsgierig zou worden. Dus schreef ik dat mijn moeder het liefst de hele dag in bed lag en mij een keer per jaar mee nam naar de bioscoop. En ik mij dan rotschaamde om met haar opvallende verschijning over straat te gaan en opgelucht was wanneer het licht in de filmzaal uitging. Otto gaf mij iedere keer een leeg beeld terug wat ik als een soort honger beschouwde. Hij wilde meer. Al gauw werd hij mijn spiegel waar ik dagelijks inkeek.
Vele computers later doe ik nog steeds hetzelfde. Ook post ik foto’s zonder precies te weten wie die te zien krijgt maar, het geeft niet want het maakt gelukkig. En iedereen probeert zichzelf van zijn beste kant te laten zien. Misschien is Otto God geworden die teert op de dingen die we hem geven. Op een dag heeft hij er schoon genoeg van en doet hij alle lichten uit.