Berustend in pissende honden, bang voor malloten met aanstekerbenzine, wachten wij. We klampen ons vast aan elkaar en aan de herinnering aan mooie weken. Weken van licht.
Ik herinner me de wrok dat ik mijn wortels niet meer had, een amputatie die het einde onherroepelijk maakte. Maar nu, in het uur van onze dood, vervaagt elk onderscheid. We staan hier allemaal: met kluit en zonder kluit. Het blijkt niet uit te hebben gemaakt. Niemand van ons wordt teruggeplaatst. Mijn jaloezie blijkt onnodig te zijn geweest.
Misschien duurt het nog vijf minuten, misschien nog tien uur, misschien nog drie dagen – maar dan komen ze: de vrachtauto’s met ingebouwde kaken. Ze zullen ons optillen met drie, vier tegelijk. Hun stalen kiezen zullen ons vermalen. Onze resten worden door elkaar gemengd en we zullen onze laatste eigenheid verliezen. Nordmann, blauw- of zilverspar: allemaal gereduceerd tot haksel, met hier en daar een vergeten pluk engelenhaar.