Zul je me geloven als ik zeg dat koekiemonster mijn leermeester is? Het heeft te maken met zijn manier van eten. Op een dag ontdek je dat koekiemonster niet gewoon slordig eet, maar helemaal niet in staat is om te eten. Een lap stof belet de koekjes toegang tot zijn keel. Het zien van zijn koekjeshonger was genoeg om te geloven dat hij eet.
Het zijn niet slechts kruimels die op de grond terecht komen, maar hele koeken. Zodra hij Ernie een koekje afhandig heeft gemaakt, stopt hij het in zijn vuist of laat het door de lucht vliegen, waarna het personeel van de tv-studio al die verspilde koekjes bij elkaar veegt.
Het was de eerste keer dat ik de aanwezigheid ervoer van een wezen dat in staat is te doen alsof. Het was een streep in het zand tussen zelf geloven en anderen laten geloven, de fase van ontgoocheling heb ik overgeslagen. Ik heb het nog gevraagd aan de andere kinderen: “vind je het niet erg dat koekiemonster geen koekjes eet?” Maar niemand vond het erg. “Het gaat om het idee.” Het idee!
Verbeelding lag als een spannende houten brug aan mijn voeten. En ik stapte erop. Ik wilde de kieren tussen de planken zien, mijn eigen gewicht horen kraken boven de touwen zonder bang te zijn om in de diepte te verdwijnen. Ik besloot een reeks beelden te worden, geladen met betekenis. De werkelijkheid en ik, we hadden elkaar nog weinig te zeggen.
Er is veel dat ik nog moet leren en veel kennis zal voor mij altijd verborgen blijven, maar als er een monster rondloopt dat zich, ondanks zijn fysieke onvermogen, niet laat weerhouden van zijn grote liefde, is alles mogelijk.