Op de Waalkade worden toiletwagens geplaatst. Mijn vriendin en ik zitten op het terras. Het is de laatste dag van onze vakantie. Een slechthorende man heet alsmaar Henk en een voorbij struikelend meisje zegt tegen haar vriend: ‘Het zijn ook geen schoenen voor om op te lopen.’ De jongen haalt, gezien zijn leeftijd verrassend routineus, de schouders op. Mijn vriendin constateert dat de Zomerfeesten beginnen op de dag dat wij weggaan. Ze bedoelt er verder niks mee.
Bij de bakker (het is vakantie en op vakantie ga je naar de bakker) trekt een spierwit meisje van een jaar of vijf haar gele jurkje omhoog tot boven haar oren. Ze zegt: ‘Ik heb een gele onderbroek.’ Het is duidelijk dat ze van mij nu een reactie verwacht. Ik weet niet goed welke. ‘Klopt,’ zeg ik, want de onderbroek is aantoonbaar geel. Geler dan de jurk. Het meisje lijkt toch teleurgesteld door mijn reactie. Haar vader schaamt zich zichtbaar. Hij zegt: ‘Sofie, het is niet per se nodig om aan iedereen je nieuwe onderbroek te laten zien.’ De bakker grijpt in. Ze geeft het kind een snee krentenbrood. ‘Hier,’ zegt ze. ‘Omdat je zo’n mooie gele onderbroek hebt.’
‘Ja,’ zegt het meisje en neemt een hap. De vader twijfelt even of hij zal zeggen van ‘en wat zeg je dan?’ Hij houdt wijselijk zijn mond.
Ik kijk met een stel Belgen in een café naar de kleine finale van het WK. Twee jongens die in Nijmegen komen wandelen en net op tijd een scherm gevonden hebben om België historisch derde te zien worden. Van de hele wereld.
Ze zijn blij met de winst. En trots. En terecht. Ze vinden zichzelf de morele wereldkampioen. Ik probeer uit te leggen hoe een verloren ‘echte’ finale voelt. Het lukt niet. De Belgen bestellen bier en zeggen: ‘Volgende keer mogen jullie vast weer meedoen.’
Ik geloof er niks van, maar proost toch. Ik zeg: ‘Over vier jaar beter.’
‘Hahaha,’ doen de Belgen.
Alles is weer voorbij. We konden wekenlang zonder uitleg hardop ‘Samuel Umtiti’ zeggen.
Samuel Umtiti is nu wereldkampioen.
Mooi zo.