Ik ben niet gelovig maar zodra de zon door het slaapkamerraam naar binnen schijnt en mijn bed voor het eerst weer tot zonnewijzer maakt, dan voelt het alsof al mijn zonden zijn vergeven.
Het gefluit van vogels doet mij plots alle keren vergeten dat ik doorweekt door de stad fietste, mijn sjaal om mijn mond moest binden tegen de wind of zulke bevroren vingers had dat ik mijn sleutels amper in het slot gefrummeld kreeg.
Ik herinner mij amper nog de warme chocolademelk en de kerstboom, zo lang geleden was dat toch niet? Of dat ik voor het eerst weer mijn winterjas uit de kast pakte? Dat was niet een paar maanden geleden; dat was in een andere, introverte, tijd toen ik een ander soort mens was.
Vanaf vandaag vindt alles weer plaats in deze tijd. Een tijd waarin mensen elkaar aankijken en niemand het erg vindt dat het maandag is. Waarin we zonder vragen doorgaan waar we in september zijn gebleven alsof we elkaar nog heel vaak hebben gezien. In deze tijd van de immer bekende zomerjurkjes, ijshoorntjes en wijn op een balkon, ben ik een lichter mens. Samen met de natuur en met alle andere mensen begin ik opnieuw en dus zonder verleden.
Niets is vervelend en niets is erg.
Zelfs al zie ik ergens tegenop of heb ik spijt van dit of dat: op elk moment van de dag ligt ergens in een park een kleedje op het gras op mij te wachten. Hoewel ik er natuurlijk meestal niet heen kan, bestaat het altijd ergens in gedachten.
Op dat kleedje op het gras in het park staat dan altijd een picknickmand vol nieuwe dingen en mogelijkheden. Want picknickmanden in het park vergeven iedereen de rest van het jaar, en wij vergeten die op onze beurt, en ik vergeef en vergeet mijzelf.