Met een aardappelschilmesje peutert hij de verpakking open.
Ladygloves zwart, maat M.
‘Met deze keukenhandschoenen is de vaat doen gewoon weer een sjieke klus’
Zijn dochter had hem de handschoenen aangeraden.
‘Jij krijgt zo blaren Pa.’ Had ze gezegd. ‘Jouw handen hebben al jaren niets gedaan.’
Hij wilde iets zeggen over vroeger, over het zware werk bij zijn vader in de slagerij,
maar hij had het gelaten.
Hij is moe.
‘De borden moeten gespoeld en zorg dat je putje niet verstopt.’
Zijn begeleider knoopt zijn baard in een netje en wijst hem met een knik op de grote stapels borden.
Resten appelmoes, slordig geprakte aardappels en door Parkinson en tremor aan de dans ontsprongen doppertjes.
Tweehonderdveertig dagen.
Slappe worteltjes en Bigareaux kersjes.
Hij heeft het warm, benauwd zelfs.
Uiteindelijk was het allemaal met een sisser afgelopen.
Van twee jaar schuursponzen knippen en schroefjes in een zakje doen was het niet gekomen.
Ze hadden hem op de schouders geslagen: ‘Dat had hij hem maar mooi geflikt.’
‘Naam gezuiverd’ en ‘ We zien elkaar in Saint Tropez’.
Hij weet het niet.
Liever kruipt hij weg onder de spoelbak, zijn knieën hoog opgetrokken,
het rubberen afwasschort als een dekentje over zich heen.
Zacht hummen, wiegen.
Hij zweet. Koud.
‘Mamma’. Denkt hij.