Praten om het praten vindt hij niks. Zeg iets, IETS, zeggen mensen. Soms spreekt hij dan Latijn. Of hij zegt een wiskundige formule in het Engels. Hij is geen kermisattractie. Hij is een kind in het kleinste formaat doktersjas.
De cardiologen moesten even wennen. Hijzelf heeft geen moeite met volwassenen. Hij onderzoekt elektrocardiogrammen en hoe je die maakt.
Oma zag het als eerste. ‘Dit is een bijzondere,’ zei ze. Zijn ouders haalden toen de schouders nog op, vonden hem goochem en alles, maar bovenal een lieverd. Daar heb je ouders voor.
Hij weet niet hoe hoog zijn IQ is. De test ging maar tot 145. Hij vindt het fijn om intelligent te zijn. Omdat je dan om de dingen heen kunt kijken. Hij zit in een klasje van tien en soms alleen. In 3 Gym inmiddels.
Zijn opa en oma hebben het allebei aan hun hart. Hij wil hartchirurg worden. Of astronaut. Een medicijn uitvinden. Een planeet ontdekken. En in het weekend dj. Of astronaut en hartchirurg én dj.
Pappa wil het liefst dat hij naar Oxford gaat. Pap en mam moeten mee naar het buitenland, in elk geval tot hij enigszins voor zichzelf kan zorgen; slim zijn betekent niet dat je liever je eigen boterhammen smeert. Of dat je ineens niet meer van knuffelen houdt.
Harvard heeft ook interesse, maar zijn vaders tandartsdiploma geldt niet in Amerika. Dan zouden ze allebei moeten studeren. Ook wel grappig. Zijn vader nog drie jaar in gewoon tempo.
Al wordt er een planeet naar hem vernoemd, dan gaat het nog altijd om het ontdekken zelf.
Over welk nieuws gaat dit?