Er komt een eind aan de regen. Er komt een avond op het balkon boven de binnentuinen. Een avond waarop de maan als een schijnwerper aan scheepstouwen omhoog wordt getrokken. De muggen zullen rond je enkels zoeken; de vleermuizen stil voorbij fladderen.
Je zal de balkondeuren sluiten en later dromen van die stad, bergachtig en multilevel, met veel schaduw voor contrasterend licht. Er zijn straten in de huizen, en weer huizen aan de straten. Je duikt en zwenkt en stijgt als een achtbaanwagentje. Onderweg kom je bekenden tegen, of ze nu dood zijn of niet. Je praat met ze of neemt ze mee op stadsreis.
Er komt een ochtend met een minutenlang achterblijven. De zon die door de gordijnen schijnt. Langzaam keer je terug naar wat bleef liggen.
Er zijn mensen in de wereld, vaak met vrij kunstmatige hoofden en een aparte smaak in kleding. Die zouden er eigenlijk niet moeten zijn. Dan was alles goed.