Democratie is iets moois, denkt Ana. Vroeger stemde ze nooit, nu altijd. Dat is haar plicht. Haar pleziertje, ook. Ze twijfelt geen moment, maar wil niet te snel beslissen. Zo vaak zijn er geen verkiezingen. Dit is haar moment. Er is geen ruimte voor twijfel; daar is het stemhokje te krap voor. Ana zet een kruisje bij de naam van burgemeester Aliman. Zelf noemt ze hem liever bij zijn voornaam, Ion, God hebbe zijn ziel. Met het potlood tussen duim, wijs- en middelvinger slaat ze een kruisje.
Ana was eigenlijk van plan om op de tegenkandidaat te stemmen. Tot meneer de burgemeester twee weken terug in corona stikte. Zijn naam was al afgedrukt. Ze vindt het van weinig respect getuigen om nu de tegenkandidaat tot burgemeester te kronen. Een dode burgemeester is de beste burgemeester.
Iedereen zegt dat Ion een goede burgemeester was. We vergeven hem de modderwegen nu hij zelf in de modder ligt. Als iedereen zegt dat hij een goede burgemeester was, dan moeten we ook op hem stemmen. Een goede burgemeester verdient een kruisje bij zijn naam.
‘Heeft u op hem gestemd?’ vragen de onafhankelijke socialisten van het stembureau als Ana het hokje verlaat.
‘Dat hij maar rust mag vinden,’ antwoordt ze.
De jongeren trekken naar stad of buitenland, de ouderen blijven om op een dode burgemeester te stemmen. Dat is democratie.
Ana loopt door de modder naar huis. De woning van de buren is inmiddels ingestort. Haar schoenen laat ze buiten op de mat staan. Een dood dorp verdient een overleden burgervader, denkt ze.
‘Lang leve meneer de burgemeester!’ roept Ana tegen de kat in de wasbak. De kat kijkt er ook al niet van op.