Vossenstaart, kamgras, rolklaver, struisgras.
de stokkige pootjes van de grutto.
Ruige mest, het water hoog in de sloten.
Hommel zoemt, sprinkhaan tjirpt, kniptor knerpt met zijn schild.
Blaarkop slaat zich met zijn staart de vliegen van het lijf.
Een tevreden worm doet een dutje in de koele grond.
Veldleeuwerik vliegt op en zingt.
Monsters van landbouwmachines dreunen over de velden.
Raaigras.
Dor land.
Topsportkoeien scheuren het turbogras met hun tongen.
Malende kaken, zo ver je horen kunt.
Plankgasboeren.
Koeien moeten gemolken.
De dikste uiers loeien het hardst.
Grond moet met mest geïnjecteerd.
Geen worm die er nog leven kan.
Vooruit.
Vooruit.
De dood.
De dood.