De planten stonden gezond op tafel in de woonkamer, precies zoals ze die had achtergelaten. De buurman had er een briefje bijgelegd. ‘Welkom thuis’ had hij geschreven. ‘We zijn blij dat je er weer bent.’ Hij had er een gekanteld gietertje bij getekend. Uit de tuit van het gietertje kwamen druppels. Die druppels kwamen neer op een zonnetje. Dat zonnetje lachte.
Ze trok de gordijnen open. Een poes die in haar achtertuin poes lag te wezen, schrok zich wild en stoof over de schutting de brandgang in. Het gras in de achtertuin was geel. Onder de boom in de hoek lagen vijf donkerblauwe perziken met gaten erin. De klimop aan de schuur was nog wel groen, evenals het onkruid tussen de terrasstenen. Dat had ze voor de vakantie weg kunnen halen, dacht ze. Voor bij thuiskomst. Dan had ze nu zoiets kunnen hebben van goed dat ik dat toen toch snel even heb gedaan.
De buurman had de post verdeeld over drie stapeltjes. Of eigenlijk twee stapeltjes en één enveloppe met een rouwkaart van een oude bekende. Kanker, op het laatst was het snel gegaan. Men was dankbaar voor alles. Op vakantie had een gezamenlijke vriend haar via de app al op de hoogte gesteld van het overlijden en ze had op het terras met uitzicht op zee een glas op de bekende gedronken. Haar gezicht op de foto op de rouwkaart straalde, alsof ze zojuist een prijs had gewonnen.
Ze bewaarde haar rouwkaarten in de onderste la van de gangkast, bij het cadeaupapier en het doosje met onherkenbaar geworden sleutels. Daar zat verder geen gedachte achter, van alle laden in huis ging deze gewoon het minst makkelijk open en dicht. Ze dacht aan een vriendin die over dit soort dingen rubriekjes schreef voor het zaterdagmagazine bij een krant. Die moest ze ook maar weer eens bellen, trouwens. Ze legde de oude bekende bovenop de begin dit jaar overleden vader van een goede vriend en wrikte de klemmende la weer dicht.
De kranten kieperde ze ongelezen bij het oud-papier. Het meeste was toch wel tot haar gekomen en niemand kon van haar verwachten dat ze al dat nieuws dunnetjes ging overdoen. Je kon je wel zorgen blíjven maken, tot het aantal nieuwe spelers dat Feyenoord binnenhaalt aan toe. Hoezo heeft Feyenoord ineens geld? Of all people?
Ze pakte de koffer uit en borg die terug achter de schotten op zolder. Ze legde haar toiletspullen in de badkamer en deed de was in de machine. Met het kleine groene koffiekopje waarmee ze altijd het poeder in de lade voor de waspoeder schepte, schepte ze het poeder in de lade voor de waspoeder. Ze kon zich niet heugen dat kopje ooit ergens anders voor te hebben gebruikt. Het was jaren geleden een keer toevallig zo gegaan en sindsdien was het koffiekopje een waspoederschep geworden. Zo gaan die dingen en het werkte prima. Het was net alsof het ervoor gemaakt was, eigenlijk. Misschien was dat ook wel zo, je wist het niet. Misschien was dit wel design. Je hebt immers ook koffiemokken in de vorm van een boek, ofzo. Misschien was dit wel een waspoederschep in de vorm van een koffiekopje. Toch? Waarom ook niet.
Met een schreeuw smeet ze het koffiekopje tegen de grond. Ze raapte de scherven bijeen, wikkelde die in krantenpapier tot een prop en gooide die prop in de vuilnisbak. Het overgebleven gruis zoog ze weg met de stofzuiger. De stofzuiger zette ze terug in de kelderkast, bovenop haar collectie oude boodschappentassen. Prima plek voor een stofzuiger, dacht ze. Niks meer aan doen.