Hij deed een kushandje. Opeens.
Was het ingestudeerd? Had hij thuis lopen oefenen? Had hij voor de spiegel gestaan en eerst andere kushandjes uitgeprobeerd? Was er dan vooraf een soundcheck, om te kijken of het geluid van zijn lippen goed door zou komen door de microfoon?
De Koning zou het wel snappen. Die oefent elke dag op zijn gewuif.
Of was het ter plekke bedacht? Een plotselinge opwelling van genegenheid. Dat hij dacht, terwijl hij daar zo stond en voor miljoenen mensen thuis zijn mooie speech nog mooier voorlas, weet je wat: ik doe een kushand. Kan mij het schelen.
En voor wie was het bedoeld? Voor de slachtoffers? Voor de kijkers? Voor zijn overleden man? Voor Nederland? Voor iedereen? Voor mij?
Het was in ieder geval een gemeend kushandje. Eentje vol liefde.
Er zijn van die mensen waar je gewoon geen hekel aan kunt hebben. Hoe hard je ook je best doet, ze blijven sympathiek. Vaak heeft iedereen wel één zo’n vriend. Zo’n veel te positieve goedzak, bij wie je nog je best doet om al die blijheid als naïeve en slechte eigenschap te zien. Maar het blijkt gewoon allemaal sympathiek en gemeend en oprecht. Zo eentje die indrukwekkende toespraken houdt op de Dam.
Nederland heeft ook zo’n vriend. We zijn het zowat over alles oneens hier, en dat is ook vast een teken van vrijheid. Maar daar op de Dam waren we het allemaal even heel erg eens met elkaar.
André van Duin sloot zijn toespraak af met het feit dat hij dankbaar was dat hij in Nederland geboren is.
Nou André, dat zijn wij ook.
Kushandje.
Voor jou.