De enge poes aaien die op je schoot is gesprongen.
Koude koffie drinken uit een plastic beker, je dacht dat het lekker zou zijn omdat het ice coffee heet, en omdat je naam erop staat.
Lid blijven van het koor omdat het zo zielig is als jij ook al weggaat.
Zeggen dat het vieze dure eten prima heeft gesmaakt.
Je oude oom een vraag stellen over zijn trombosebeen.
Gezellig een glaasje meedrinken.
Een huis kopen in een kinderrijke, kroegarme buurt.
Knielen in de kerk.
Koffie schenken op de verjaardag van je moeder.
Liedjes van Guus Meeuwis meezingen in een bus.
Op een kantoor gaan werken.
Havermout eten voor het ontbijt.
Je tv aanzetten op een moment dat de hele straat dat doet. Omdat iedereen het erover heeft. Luisteren naar namen die je niet eerder hoorde. Juichen, roepen, wegkijken, vertwijfeld neerzijgen op het kleed. Morgen erover meepraten.