Blote vrouwen, snelle wagens, aaibare diertjes, zomerhuizen, velden vol bloemen, Europese steden, gemarineerde lappen op blinkende barbecues, ondefinieerbare kunstvormen, superhelden, cartoons in zwart-wit, Hollywood sterren met opwaaiende zomerjurken, voetballegende ’s en heftruckreclames: in de zeventien jaar dat ik in de bak zit heb ik vele kalenders gezien. Om af te scheuren of te bekladden, om bij weg te dromen of me over op te winden. Per dag, per week, per maand. En dan nu deze. Een Cold Case kalender met wekelijks een rapport van een onopgeloste moordzaak. ‘Bent of kent u de dader? Bel dan nu 0800-6070.’
Terwijl ik me ontlast blader ik door de moorden heen. Foto’s met gelkuiven en vette matjes, hoge collen en groteske monturen. Beschrijvingen van bijnamen en doodsoorzaken, hobby’s en nabestaanden. ‘Het slachtoffer stond bekend als een zeer vriendelijke, behulpzame en propere dame.’ Ik teken een snorretje op een kale man in mei. ‘Na messteken doodgebloed op de hoek van de straat.’ Ik vouw een ezelsoor bij een echtpaar in oktober en kras de ogen weg van ene Sjakie in maart.
Dolende vrouwen, stelende junks, verdoofde dealers, een overvallen schillenboer, verkrachte meisjes, weduwe van de ijscoman, vaders in een uitgebrande wagen, studentes met veertien huisgenoten waarvan niemand iets had gehoord, prostituees en draaideurcriminelen: in de twaalf maanden die de kalender bestrijkt leer ik vele doden kennen. Haar vind ik in week 24, op donderdag 15 juni. De dag dat ik het licht uit haar oogjes drukte en haar voorzichtig de sloot in rolde. Een zachte plons, een geschrokken eend en toen die eindeloze stilte. Ik scheur de week uit de kalender en veeg er mijn kont mee af. Ik sta op en trek door. De prop papier draait rond en rond, lijkt even te verdwijnen maar komt dan toch weer bovendrijven.