Hond Koos is bang voor mensen en kinderen op kabelbanen. Of naja bang, ze springt door de dollen op ze af. Als je Koos niet als Koos zou kennen, zou je het misschien aanvallen kunnen noemen. Maar ik ken Koos wel en ik zeg je, dat doet ze anders nooit. Ze is dol op alle mensen en op kinderen al helemaal. Het is dus geen aanvallen, het is… ja, dat weet ik ook niet. Maar het is wel een probleem.
Een klein probleem zou je misschien zeggen, maar in het dorp van mijn ouders is een kabelbaan, precies op de plek waar je ook de hond uit kunt laten. Gelukkig kabelbanen er zelden kinderen. Het ging wel een keer mis bij een paar Spaanse toeristen, maar die waren stoned, die konden er om lachen.
Schommels vindt ze ook ingewikkeld. Op de plek voor ons huis waar nu de flats staan, stond eerst een halfslachtig speeltuintje met twee schommels. Toen ze nog een puppy was schommelde ik er vaak, terwijl kleine Koos onbesuisd tegen me op sprong. Dat vond ik grappig, maar mijn broek werd keer op keer vies.
Hangmatten vertrouwt ze ook niet. Als ik rustig in een hangmat een boek ligt te lezen, drentelt Koos zenuwachtig om me heen. Of ze gaat als een waakhond onder de hangmat liggen. Dan zie ik voor me hoe de hangmat breekt en ik op haar val en ga ik maar naast haar liggen, onder de hangmat op het gras.
Toen ik net koffie haalde bij een café in de buurt, kwam er een drone over. Koos schrok en trok de koffie over m’n jas heen. Dat was niet erg, de jas is zwart.
Wat ik probeer te zeggen is: Koos heeft het niet zo op zweven. Ze begrijpt het niet. Voeten moeten waar ze horen; stevig op de grond. Zwevende benen zijn ongrijpbaar. Zwevende mensen niet vertrouwen.
Koos ligt nu gemoedelijk achter me op de stoel te slapen. Ze is zich van geen kwaad bewust. Ik maak haar zo wakker en dan neem ik haar mee. Dan moeten we het stembureau, een hulphond voor de zwevende kiezer.