Nick kamde zijn zwarte haren voor de spiegel in volledige rust. Hij had zich zelden zo kalm gevoeld, misschien dat als het moment komt waarop we precies weten wat we moeten doen dat voor een enorme rust zorgt. Het moment waarop alles samenvalt. Nick had die ochtend zijn beste broek aangetrokken en een groen fluwelen jasje dat hij van zijn spaargeld gekocht had. Omdat hij niet wist hoe lang hij weg zou blijven had hij een pyjama ingepakt en een paar schone onderbroeken. Een grote koffer met explosieven had hij onder zijn bed gelaten. Hij gaf zijn zusje nog een kus en verdween de straat op als een keurige jonge man. De buren begroetten hem en dachten dat hij zoals elke ochtend naar zijn werk zou gaan. Nick zwaaide extra lang. De buren waren blij met Nick’s familie omdat ze zo onopvallend waren.
Nick’s vader was een trotse militair die weinig sprak en niet veel meer kon verdragen. Als hij thuis kwam werd er alleen gefluisterd. Zijn uniform dat was aangevreten door ratten hing al vijftien jaar werkloos in zijn kast. Toen ze net aankwamen droeg hij het elke dag zodat iedereen kon zien dat hij een held was die wachtte tot zijn prijs werd uitgereikt. Maar de beloning bleef uit, in plaats daarvan verbleven ze tien jaar in vrieskoude barakken tot ze een flatje kregen in het land waar zijn vader nooit van plan was te gaan wonen.
Nick keek de trein door naar zijn passagiers en was niet van plan om ze iets aan te doen, maar dit was hun kans om gehoord te worden.t Hij wist dat zijn ouders het nieuws aan één stuk door zouden kijken en hij zijn vader misschien een heel klein beetje trots zou maken.
‘Zijn mooie kleding hebben we nooit teruggekregen’, zei zijn moeder. Alleen zijn fluwelen jasje werd teruggevonden, vol kogelgaten.