Vierendertig graden buiten en de airconditioning in de pediatriewachtruimte is stuk. De hitte bouwt op in bijna tastbare lagen, nog enigszins aangenaam bij de enkels en dan steeds drukkender richting het plafond. Ellen veegt druppels zweet van haar neusbrug, is zich er plots erg van bewust dat ze een beetje zurig begint te ruiken.
Het is druk. Er is wel een ventilator, maar die staat op een magazinetafeltje op één persoon gericht: de in crèmekleurig satijn gestoken vrouw wiens kinderwagen meer weg heeft van een ruimtecapsule dan een vervoermiddel. Ellen kijkt haar zo afgunstig mogelijk aan. Iedereen werpt de dame af en toe een vuile blik toe, maar ze lijkt het niet te merken.
Filip is wakker en begint onrustig aan zijn rompertje te pulken. Ellen duwt een sliertje plakkerig haar van zijn voorhoofd en duwt speels tegen het puntje van zijn neus, maar hij moet er niet om giechelen. Hij begint een beetje schokkerig te ademen en zijn oogjes samen te knijpen, een teken dat er een apocalyptische huilbui aankomt. Misschien kan ze de satijnen vrouw vragen of ze ook heel eventjes bij de ventilator mag?
Net als Ellen aanstalten maakt op te staan klinkt er gerinkel. De hele wachtkamer kijkt met een ruk die kant op: een ander geluid dan gepuf, aanstalten tot gehuil en ventilatorgezoem is een unicum.
De satijnen vrouw heeft haar halsketting losgemaakt en schudt hem voorzichtig op en neer boven haar kinderwagen. De bedeltjes produceren een zacht, elegant tinkeltinkeltinkel. Iedereen valt stil en kijkt ademloos naar de ketting. Het goud en zilver omkransen samen een onrealistisch grote diamant.
Bij ieder ander persoon had Ellen vermoed dat de diamant nep was, maar aan de vrouw te zien, haar leren designertas, haar smetteloze loafers en hoe onrealistisch móói ze is, is de steen zo echt als het maar zijn kan.
Het kindje in de wagen grijpt kraaiend naar de rinkelende edelsteen, maar de vrouw trekt hem net op tijd weg. Ze glimlacht en Ellen smelt. Wat een prachtvrouw. Hoe schoon haar kleding, hoe perfect egaal haar rimpelloze gezicht. Misschien is ze wel een beetje verliefd op haar.
Dan opent de deur naar de wachtkamer. Een verpleger stapt naar binnen, maar voordat hij iets kan zeggen staat de satijnen vrouw op. Haar glimlach verbreedt: haar tanden zijn zo wit als vers uit een oester gebroken parels.
“Sorry,” zegt ze, en haar stem is ook al zo mooi, hees en melodieus, Ellen zou willen dat ze zingt, “maar ik heb hierna nog een afspraak bij de tandarts en ik móét echt zo weg. Zou ik misschien eerst mogen?”
De verpleger kijkt aarzelend naar de wachtkamer. “Als niemand bezwaar heeft…”
Iedereen staart nog steeds ademloos naar de vrouw (is ze misschien een beroemd model? Een actrice?), niemand schudt diens hoofd. Ze blijven staren terwijl ze opstaat, vloeiend als water, en haar kinderwagen geruisloos naar de behandelkamer duwt. Ze steekt nog één keer haar hand op en dan slaat de deur met een harde knal dicht.
De ventilator sputtert en valt dan stil. Even heerst er absolute stilte, en dan begint Filip luidkeels te huilen.