Mismoedig verlaat de piano het debat. Zijn houten poten voelen krachteloos. Wat heeft het allemaal voor zin? De woorden van de politici, ze klinken zo vals en onoprecht. De piano haat de debatten in de Tweede Kamer. De piano houdt van zuiverheid en schoonheid.
Dwalend door de gangen van het Binnenhof denkt de piano aan vroeger. Dat waren nog eens tijden, vroeger. Alles was goed en er werd nog klassieke muziek gemaakt. Kom daar maar eens om tegenwoordig, mompelt de piano in zichzelf. Hij ziet de monden van de politici weer voor zich, de tanden als rotte toetsen.
Hij opent de deur van zijn kantoor en ziet de jonge man liggen. Naakt, met een hand op zijn kruis en een arm gestrekt langs zijn hoofd. De man lijkt te slapen, maar het kan ook zijn dat hij nadenkt. Ontroerd kijkt de piano naar de jonge man. Ach, denkt hij, niet alles is verloren.
De piano gaat naast de jonge man zitten. Met zijn pedalen streelt hij even de gebruinde onderrug. Dan begint hij met spelen. Met zijn toetsen slaat hij de machtige kuitspieren aan, de platte buik, de edele hals. De piano sluit zijn ogen en luistert. Prachtige klanken vullen de kamer.
Het is waar, denkt de piano. Niemand klinkt zo verheven als Thierry Baudet.