Vorig jaar deze tijd groeide er een tomatenplant uit haar linkeroor. Het deed een beetje pijn, vanaf het begin al, die worteldruk in haar gehoorgang, in het linkerdeel van haar hoofd, in haar kaak. Van kiespijn krijg je oorpijn, maar dan andersom.
Ze had het pas gezien toen het plantje al naar benden bungelde. Natuurlijk was er een schok geweest, en de pijn was onprettig, maar steeds won haar fascinatie voor deze inwoner. “Er groeit een plant in mij”, fluisterde ze als ze op haar rechterzij in bed lag, “ik ben vruchtbare grond”. De plant groeide even snel als de exemplaren in haar balkonbak. Al snel maakte ze constructies met haarnet en elastiek om de plant over haar hoofd te leiden, de ranken rustten op haar rechterschouder. Ze zat op haar balkon in de zon, dronk veel water en maakte foto’s. Ze was het echt, een vrouw met een tomatenplant uit haar oor. Haar tweelingbroer, ze ging iedere woensdag bij hem eten, had gezegd dat ze hem af moest knippen. Dat het raar was. Ze beloofde hem niet meer naar buiten te gaan, voortaan kookte zij op woensdag en had hij een doos boodschappen bij zich. Ze overwoog ze de foto’s op te sturen naar zo’n website met opruiende filmpjes. Op een dag was de eerste tomaat rijp, hij smaakte zoet en vertrouwd, op een dag maakte ze spaghetti bolognese voor haar broer, op een dag stierf de plant af en viel hij uit haar oor op de grond. Ze had gehuild die dag.
Nu is nu. Haar broer is verhuisd naar te ver om te fietsen. Ze naait een mondkapje met botanisch motief. Ze heeft keelpijn, een beetje. Kriebel die niet weggaat. Nog voor ze iets ziet, weet ze het. Ze proefde het al. Aardappel.