De toekomstige wereldkampioene opent het gordijn in haar hotelkamer. Haar teamgenoten zitten al in de eetzaal aan het ontbijt. Beneden op straat ziet ze mensen langslopen, onwetend dat hier de toekomstige wereldkampioen logeert. Nee, ‘onwetend’ is niet het goede woord. Misschien weten ze het wel, hebben ze het gelezen, op pagina achtentwintig van de lokale krant tussen het item over de wegwerkzaamheden bij de rotonde en de uitslagen van de voorleeswedstrijd van de basisschool om de hoek. Favoriet voor de titel logeert in plaatselijk hotel. They just don’t care.
Vannacht heeft ze weer gedroomd dat ze wakker zou worden van supporters die al dagenlang voor het hotel kampeerden en haar naam riepen in de hoop een glimp van haar op te vangen. Daarna werd ze inderdaad wakker, maar van het gesnurk van een van haar teamgenoten. Ze deed haar oortjes in en luisterde naar de speciale playlist die ze voor het WK heeft gemaakt. Zingende, applaudisserende, juichende supporters. Ze probeerde er niet aan te denken dat het opnames waren van het laatste WK voor mannen. Bij hun eigen wedstrijden hoort ze vooral het geschreeuw van de coach en het gegil van haar moeder. Ze buigt verder naar voren, wil het liefst roepen en zwaaien naar de mensen beneden zodat iemand omhoogkijkt en haar misschien herkent, maar ze is bang dat ze genegeerd wordt. Ze doet het raam weer dicht.
Ze mag niet klagen, de situatie is de afgelopen jaren verbeterd. Wanneer ze wereldkampioen zijn, zullen ze op het vliegveld worden opgewacht door familieleden en vrienden, zoals altijd, maar er zullen ook mensen tussen staan die niemand van het team persoonlijk kent. Niet veel, maar ze zullen er zijn. Ze zal naar hen zwaaien, misschien vragen of ze een handtekening willen of met haar op de foto.
Ze glipt in haar slippers, wil eigenlijk liever weer gaan liggen en naar juichende supporters luisteren, maar ze is al laat, de anderen zullen al bijna klaar zijn, hopelijk hebben ze nog wat cruesli voor haar overgelaten.