Ze wil ook een robot zijn, zelfredzaam, net als hij. Hij kan zichzelf opladen. Ze aait zijn siliconen wang.
Toen hij uit de doos kwam, had ze gewild dat hij iets meer van haar man had. Juan is nu een Japanner. Iedere dag dezelfde vragen op gezette tijden. Ze antwoordt altijd ja. ‘Heb je goed geslapen?’ Wat kan zo’n machine dat schelen. Ze zou willen dat hij iets minder een zorgrobot was. Het maakt niet uit wat ze zegt. Er is nooit iets ongewoons. Ze zou hem soms een klap willen verkopen. En het dan goedmaken. Dat is altijd het mooiste; het goedmaken erna. Het kan flink vlammen. En dan samen onder de douche, maar de androïde is hier niet toe uitgerust.
Het pakje ducados van Juan ligt op het bijzettafeltje, precies zoals het daar altijd lag. Ze heeft graag dat hij daar zit, al rookt een robot niet. Mathilde steekt er één op, inhaleert diep, legt de brandende sigaret in zijn hand en blaast de rook zijn richting op. Ze gaat zitten en kijkt naar hem. Als ze haar ogen tot spleetjes knijpt, lijkt hij er een beetje op. ‘Heb je zin in een koekje?’ vraagt Juan. Ze wil de laatste drie woorden wegvegen.