1. De storm
Het was gebeurd, ze hadden het allemaal meegemaakt, de storm was gaan liggen en sindsdien hadden ze er weinig meer over gehoord. Er veranderde niks. Het dorp bleef het dorp zoals het altijd geweest was. Een gemeenschap met vierduizend inwoners, in een streek bekend om hun hunnebedden.
De eerste keer had de jongen met de garagehouder een biertje gedronken, toen hadden ze niet echt het gevoel gehad dat hij ergens naar op zoek was. De tweede keer zei hij dat hij niet meer naar huis kon. Dat hij al negen jaar niet buiten was geweest.
Van achter de bar had hij de politie ingeschakeld. De volgende ochtend stond het in de krant, daarna was hij naar de sportschool gegaan. Daar zag hij het op een televisiescherm voorbij komen. Om vijf voor een reed hij naar huis en zag overal journalisten staan, toen dacht hij, ik rijd nog even door, ik wacht wel even tot na het journaal.
Hij had nog nooit meegemaakt dat hij telefoon had gehad uit Amerika, Nieuw-Zeeland. De hele wereld kon hij op een gegeven moment afvinken.
2. De zonde
Hun moeder overleed zes jaar voor de verhuizing. Kanker. Ze was 41 jaar. De buren in het dorp waar ze hadden gewoond, kregen het pas in de gaten, toen er een rouwboeket verkeerd werd bezorgd. Het was een aanval van buitenaf, zei hij tegen zijn zoon en dat de jongen er de schuld van was, dat zijn moeder was overleden.
Hij publiceerde online en op sociale media. Schreef honderden artikelen. Over het telen van groenten, lichamelijke oefeningen, spiritualiteit. Je moest je kinderen zo veel mogelijk afschermen van invloeden van buitenaf, alleen zo kon worden voorkomen dat de neiging tot zonden van generatie op generatie overging. Een ander kon het lezen als theorie, hij bracht het in praktijk. Na twaalf jaar kreeg hij een hersenbloeding.
Een deel van zijn lichaam raakte verlamd. De kinderen zorgden voor hem. In het begin raakte hij de grip op hen enigszins kwijt, maar uiteindelijk herpakte hij zich. Praten kon hij niet meer, maar de kinderen corrigeren lukte, hij controleerde de boodschappen aan de hand van hun boodschappenlijstjes voor het in de kasten ging.
3. De dromen
Ze werden vaak en lang van elkaar gescheiden, dan moesten ze stil zijn. Er was altijd het risico, dat slechte geesten in hun lichaam zouden komen. Hij liet ze bidden. Soms uren, dagen, weken achter elkaar. Binnen of buiten. Zonder eten. Met water. Afgezonderd. Het maakte niet uit, in welke weersomstandigheid.
De oudsten, zij waren ontsnapt. De achterblijvers leefden, ook in die laatste periode, volgens een strak tijdschema. Ze hadden niet geleerd dat nee zeggen kon en mocht, dat het onbestraft bleef.
De jongen postte een foto van jonge bomen op social en schreef erbij: Herstel onze aarde in haar waarde / Geef de mensen hun diepste wensen / Durf te dromen met de bomen / Dan zullen we er zeker komen.
Het proces diende een jaar later. Of nee, uiteindelijk diende het niet. De rechtbank oordeelde dat de vader zich niet meer kon verweren. Elke burger had daar recht op, de samenleving moest daar begrip voor opbrengen, de ziekte had de vader vrijgepleit, het had hem gered. Voor de kinderen gold dat niet. Zij moesten zichzelf zien te redden.