We rijden langs tapijtschelp 14 en wokkel 23 en raken de weg kwijt tussen venusschelp en scheermes.
Bij heremietkreeft moeten we zijn.
Een puber staat ons op te wachten en geeft de drie werken mee. Op de randen van de lijsten zit kleverig stof. Jan hing jaren boven de bank op de heremietkreeft. In mijn sjaal en spijkerjack gewikkeld leggen we hem op de achterbank.
Riemen vast en weer langs scheermes, venusschelp, wokkel.
‘ Hallo Jan!’
Zeg ik tegen de foto op de achterbank.
Jan bekijkt me vanachter een tuinhekje.
We rijden het Gein in.
Knotwilgen, fluitekruid.
Elk huis waar we wel willen wonen wijzen we aan.
Benoemen de voor en nadelen.
Koeien, kieviten, en zwanen op nesten.
‘ We moeten garnalencocktails!’ roep ik.
‘ Dan was ik Jan en jij Karina.’
Thuis zet ik de zeefdruk, de foto en het gedicht naast mijn bed. Dan kan ik er meteen naar kijken als ik wakker word.
‘ Slaaplekker Jan.’ zeg ik.
Jan bekijkt me nog altijd vanachter een tuinhekje.