Nooit zou hij het hardop zeggen, niet in zijn hotelkamer en al helemaal niet in de openbaarheid, maar zijn gedachten behoren alleen Jan Peter toe: wat een tyfushitte! Hij onthult zijn zweetplekken door zijn jasje over de bureaustoel te gooien. Jan Peter staat voor het manshoge raam. De Arabieren hebben de woestijn verborgen onder hun bouwsels, maar de thermometer laat zich niet voorliegen. Zijn brilletje is nog steeds beslagen van de warmte. Hij poetst zijn zicht terug met het beddengoed. ‘Wat een ellende.’
Ik ben goddomme een Zeeuw, denkt hij. Hij gaat op de bedrand zitten, pakt de vaste telefoon van zijn nachtkastje en drukt het nummer van zijn assistente in. Ze laat hem eventjes wachten. Het ontgaat Jan Peter niet dat ze kort daarvoor heel hard heeft zitten zuchten. ‘Breng mij het koffertje, alsjeblieft,’ zegt hij en hij hangt op.
Jan Peter trekt ook zijn overhemd uit. De zweetplekken zijn geen gezicht en hoewel hij weet dat zijn blote bast weinig beter is, haalt hij zijn knokige schouders erover op. Hij is de premier van Nederland, in godsnaam! Jan Peter wrijft genoegzaam in zijn handjes.
Het duurt een poos voor zijn assistente zich aandient. Ze zit op een andere verdieping en moet eerst langs de inheemse bewaking. Maar Jan Peters plan is waterdicht, altijd al geweest. En inderdaad, de deurbel klinkt al snel. ‘Uw koffer,’ zegt ze, terwijl ze met haar versgelakte nagels op het logo van het Rode Kruis roffelt. Jan Peter houdt de deur half gesloten zodat zijn assistente zich door de opening moet wurmen, dicht langs hem heen. Dan slaat hij toe en strijkt heel per ongeluk over haar billen.
Ze doet alsof ze het niet heeft gemerkt, klikt de koffer open en zet vier blikken bier op de rand van het bureau. Ook stalt ze de lange vloei en de tipjes uit. De Delfts blauwe trommel met wiet legt ze erachter, zoals hij het graag heeft.
‘Verder nog iets?’ vraagt ze. Jan Peter tuit zijn lippen en schudt zijn hoofd. Hij wil naar de deurklink grijpen, maar ze is hem voor en wenst hem een goedenacht. Lekker wijfie, denkt hij. Zoiets zou hij natuurlijk nooit zeggen.
Hij trekt ook zijn pantalon uit en gaat in zijn onderbroek aan het bureau zitten. Jan Peter opent het eerste blikje en likt het schuim behoedzaam van zijn vingers.