“Ja maar schat, je hébt helemaal niks met brieven. Of met post. Met communicatie in het algemeen eigenlijk. Echt handig ben je ook niet. Je moet er de gebouwen onderhouden hè, met ouderwets gereedschap. Een lijmklem en zo, een bijtel, een schaaf. Je vader kan je niet meer bellen. En je schroefboormachine kan je ook thuislaten want er is geen stroom daar. En dan die toeristen waar je gezellig mee moet doen. Dat is de bedoeling hoor, vrolijk postzegels verkopen. Inspirerende verhalen in het museum. Weet je wat ik laatst tegen je zus zei? Ze vertelde dat ze ’s avonds vaak een luisterboek aanzet om bij in slaap te vallen, ik zei, dat heb ik niet nodig. Ik vraag gewoon aan Wim of hij nog iets leuks heeft meegemaakt op zijn werk. Ben ik zó weg. Sowieso hè, je werk. Waarom zou je dat allemaal opgeven? Jullie schitterende kantoor, verse bonenkoffie, wadlopen met de personeelsvereniging, Cor. Ja, nou lach je, maar stiekem ben je hartstikke gek op Cor. Ik lig dan wel binnen een minuut te ronken, maar dat krijg ik echt wel mee.
De pinguïns, dat zei je al, ja. Dat is ook geinig. Maar weegt op tegen al die nadelen? Dat je het straks elke dag koud hebt, dat ik niet in de buurt ben om je verkleumde tengels vast te houden? Geen Netflix, geen airfryer, geen vochtig wc-papier? Weet je wat, we gaan morgen naar Blijdorp. Ga je daar pinguïns tellen, kijken hoe het bevalt. Een soort snuffelstage, zeg maar. Dan kijken we daarna weer verder. “