Ja, hallo. Het hologram had er zelf ook niet om gevraagd, hè? Ze was door allerlei moderne technieken vanuit het niets zo – poef – op het toneel van een bomvol Carré verschenen. Al die zwijgende koppen in het donker. Dat orkest om haar heen. Het hologram kreeg sterk het vermoeden dat er iets van haar verwacht werd nu.
Het orkest zette in. Als vanzelf begon het hologram te zingen. Oké, dacht ze. Dit is op zich helemaal niet verkeerd. Het is elk geval een geloofwaardige handeling om een plotselinge verschijning op een podium mee te rechtvaardigen. Toch?
Gaandeweg kreeg ze er zelfs plezier in. Het hologram kreeg heel erg het gevoel dat ze helemaal op haar plek was, daar op dat podium. Het voelde alsof ze hiervoor gemaakt was. Alsof de gloed die in haar was gewekt, met haast Goddelijke Lumen over de mensen uitstraalde.
Later toen alles voorbij was, las het hologram de recensie. ‘Conclusie: klassieke zangers lenen zich slecht voor hologramconcerten. Je mist de vervoering van het onversterkte geluid, de trillende lucht, de interactie van ademend mens tot ademend mens. Dat maakt het moeilijk om in die zielloze gestalte te geloven.’
Een poosje staarde ze voor zich uit. Het hologram wist niet precies wie hier nu de gek was. Zij, of de recensent. Het is maar goed dat de deuren hier niet echt zijn, dacht ze. Anders had ze misschien wel zin gehad om ermee te smijten.
Gelaten verliet het hologram het theater door een paar dienstdoende muren. Eenmaal buiten bleek sprake van een levensechte stad. Met lichtjes en geluiden. Geuren zelfs. En het wemelde van de anderen. Het hologram beurde zich op, wreef zich eens in goed de handen, zette koers richting de Lepelstraat en verdween sissend in de Onbekendegracht.